Tokas
Home Nieuws Agenda MaandOverzicht Praktisch Achtergrond
Links Biografie Geschiedenis Instrumenten

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Kostas Theodorou

Volgende pagina
Fevronia


Biografieën van de website over Griekse Muziek

Marios Tokas

Componist van laïka-liederen

Marios Tokas is afkomstig van het eiland Cyprus, hij werd geboren in Lemesos (Limassol) op 8 juni 1954. Maar sedert 1975 leeft en werkt hij in Athene.

Marios Tokas
© Luc Pardon 2004
Marios Tokas

In Griekenland kent hij een ongemeen succes. Als componist van laïka (populaire liederen) is hij bij ons misschien minder bekend, althans wat zijn naam betreft. Maar in Griekenland, waar iedereen gewoon weet wie een bepaald lied niet alleen vertolkt, maar ook gecomponeerd heeft en wie de tekstschrijver ervan is, scheert hij hoge toppen. Dat bewees hij onlangs nog, toen hij op 2 oktober op een speciaal huldigingsconcert ter zijn attentie in het Herodes Atticus Theater in Athene, vierduizend toeschouwers voor zich wist te winnen. De vertolkers waren Dimitris Mitropanos, Manolis Mitsias, Paschalis Terzis en Glykeria met liederen enkel door hem gecomponeerd. Hij heeft dan ook liederen gecomponeerd voor vele coryfeeën van de Griekse laïka.

Hij liep school in Lemesos (Cyprus) en op negenjarige leeftijd vervoegde hij de filharmonie van de stad waar hij aanvankelijk kouartíno (de kleinste en vrij moeilijk bespeelbare klarinet) leerde spelen. Een paar jaar later volgde hij bovendien gitaar- en pianolessen aan het conservatorium van Lemesos. Gedreven als hij was, schreef hij op zestienjarige leeftijd reeds zijn eerste liederen, hoofdzakelijk op gedichten van zijn vader die journalist was. Van het één kwam het ander en al spoedig volgde zijn eerste concert in een oude bioscoopzaal van Lemesos. Net geen zeventien en Marios had reeds een drieëntwintigtal liederen geschreven.

Onmiddellijk nadien, in 1972, werd hij als achttienjarige opgeroepen voor zijn legerdienst. Op Cyprus bestaat de mogelijkheid niet om uitstel te krijgen en dus moest hij zijn dienstplicht vervullen. Hij werd, hoewel het hem beloofd was, niet bij de militaire muziekkapel ondergebracht. Er werden hem linkse sympathieën aangemeten - alsof dat doorheen zijn klarinet te horen zou zijn - en hij werd daardoor als potentieel gevaarlijk beschouwd. Na zes maanden dienst stond het geluk aan zijn kant en kwam het leger door omstandigheden plots zonder klarinettist te zitten. Marios mocht de vacante plaats innemen en vanaf dat moment speelde hij in de filharmonie van het leger traditionele en dansmuziek tot vermaak van de officieren. Ondertussen componeerde hij in zijn vrije uurtjes voort.

Op 20 juli 1974, Marios zal het nooit vergeten, stond hij op het punt om zich naar zijn legereenheid te begeven om zijn ontslagbrief in ontvangst te nemen. Zijn dienstplicht zat erop. Uitgerekend die ochtend hoorde hij op de radio dat de Turkse invasie op Cyprus begonnen was. Marios bood zich terstond aan bij de dichtstbijzijnde legereenheid en werd ten strijde gevoerd. Eerst in Lemesos maar al snel werd hij naar Gerólakko, een dorp ten westen van de luchthaven van Lefkosia (Nicosia), gevoerd om de luchthaven en de linie te verdedigen. Marios beschrijft deze periode als de vreselijkste uit zijn leven. Op 15 augustus 1974, toen de Turken met de tweede ronde van de invasie begonnen, werden Marios en zijn kompanen omsingeld en werden zij gedwongen zich terug te trekken. Gerólakko bevindt zich nu in bezet gebied.

Nadat de situatie zich wat gestabiliseerd had, en de bezetting van Noord-Cyprus een feit werd, vervoegde Marios Tokas opnieuw de muziekkapel van het leger en werd hij door het Cypriotische Vluchtelingencomité - een comité dat aanstonds opgericht werd ten voordele van de vele Griekse vluchtelingen uit Noord-Cyprus - gevraagd om een aantal benefietconcerten te geven als steun voor het vluchtelingenfonds.

Inmiddels had hij zijn diploma van het conservatorium op zak en besloot hij carrière te maken met zijn muziek. In september 1975 verliet hij het leger en begaf zich naar Athene. Hij vervolmaakte er zijn muzikale studies en schreef zich in voor de faculteit filosofie. Meerdere diploma's zijn beter dan één, zo redeneerde Marios, en mocht het met de muziek niet lukken, dan zou hij nog altijd zijn diploma filosofie achter de hand hebben. Die eerste jaren in Griekenland waren financieel moeilijk. Marios speelde overal waar hij maar kon muziek om een centje bij te verdienen. Hij kreeg bovendien geldelijke en morele steun van zijn vader. De eerste twee jaren in Athene werd hij tevens door Cyprus gesteund en kreeg hij twee cheques, ondertekend door Makarios zelf, om hem te helpen zijn studies te financieren.

Ondertussen ging Marios Tokas bij nagenoeg alle platenmaatschappijen aankloppen, maar geen enkele daarvan ging met hem in zee. De eerste persoon die hem daarin geholpen heeft is wijlen Manos Loïzos. Marios Tokas had reeds eerder op Cyprus de gelegenheid gehad om Manos Loïzos te ontmoeten. Die was naar Cyprus afgezakt om muziek voor een film op te nemen. Marios Tokas ging hem toen samen met zijn vader opzoeken en zij lieten hem Marios' liederen horen. Manos Loïzos zag de liederen wel zitten, maar vond de tijd niet gunstig om zulke politiek getinte liederen in Griekenland uit te brengen. Het was daar toen immers nog volop militaire junta (1967-1974). Maar in '75 was het tij gekeerd en Marios ging Manos opzoeken. Hoewel Manos Loïzos hem in contact bracht met een platenmaatschappij, kwam er toch niets concreet uit de bus.

Na drie lange jaren schreef Marios Tokas dan zijn eerste laïka-liederen. Die werden opgenomen in 1978 met als titel "Ta tragoúdia tis paréas" (Gezelschapsliederen) en werden ingezongen door Manolis Mitsias. Het betekende eindelijk zijn doorbraak met succesnummers als "O alítis" (De vagebond).

De tweede cd die Marios Tokas datzelfde jaar opnam met Tania Tsanaklidou bevatte kinderliedjes . De titel "Ares, máres, koukounáres" kunnen we best vertalen als "Onzin" of "Dwaasheden".

Zijn kennismaking met dichter Yannis Ritsos kwam niet helemaal toevallig. Reeds van toen hij negentien was, was Marios begonnen met het op muziek zetten van een aantal gedichten van Ritsos. En toen hij die composities ter gelegenheid van Yannis Ritsos' zeventigste verjaardag speelde voor een publiek van Cypriotische studenten, bevond Yannis Ritsos zich onder het publiek. Ritsos liet zich ontvallen dat hij de melodieën van Marios Tokas onvervalst vond. Deze uitspraak zette de deur op een kier en resulteerde in een nieuwe opname met onuitgegeven werk van Ritsos op muziek van Marios Tokas: "Pikraméni mou geniá" (Mijn bittere generatie), uit 1981. De zanger was Lakis Chalkias (zoon van klarinettist Tasos Chalkias). Deze opname had slechts gering succes, maar Marios Tokas beschouwt één lied ervan nog steeds als het beste wat hij ooit geschreven heeft. Misschien lag het aan de tijdgeest dat de plaat niet insloeg. In die periode was het opstandige lied nog tamelijk in trek. Mikis Theodorakis, Manos Loïzos en Thanos Mikroutsikos, met zijn tamelijk explosieve liederen, waren de trend. Maar Marios Tokas hield zich daar bewust buiten, omdat hij voelde dat de tijd rijp was voor een ander soort liederen. Menig componist, die iets anders dan politieke liederen wou schrijven, was in die post-juntajaren twijfelachtig op zoek naar iets nieuws.

In 1983 ondernam Marios Tokas weer een poging om tot het bredere domein van het populaire lied door te dringen. Hij nam "Ta voriadákia" (De noordenwindjes) op met drie jonge zangers die eigenlijk reeds gebrandmerkt werden als vertolkers van het lichte lied. Het waren Nikos Nomikos, Themis Adamantidis en de zangeres Yanna Komninou. Het werd zijn tweede commercieel succes. Maar hoe paradoxaal het ook moge klinken, de composities van Marios Tokas - die ooit als een verdacht links personnage werd bestempeld - werden in linkse kringen niet gewaardeerd. De gevestigde waarde en politieke correctheid verlangde van hem politiek geladen verzetsliederen.

Maar de aanhouder wint, zoals meermaals zal blijken. In 1984 bracht Marios Tokas weer een "not done" plaat uit: "Ta mikrá erotiká" (Liefdesliedjes). In een periode dat er in Griekenland allerhande nieuwe rembetika-groepjes de kop op staken en dat er inderdaad van een echte revival van de rembetika sprake was, uitgerekend op zo'n moment, brengt Marios Tokas een soort van kantades uit, liederen in Italiaanse trant. Het werd zijn eerste gouden plaat en "Annoúla tou chioniá" (Anneke van de sneeuwstorm) werd een hit. Marios Tokas heeft nooit koortsachtig ingespeeld op één of andere stroming of een modeverschijnsel. Hij heeft steeds zijn eigen stijl behouden en componeerde iets waarin hij geloofde.

In 1987 componeerde hij "Tragoúdia ya tin Konstantína" (Liederen voor Konstantina), en bewerkstelligde daarmee meteen de eerste grote doorbraak van deze eveneens op Cyprus geboren zangeres. Het was opnieuw een schot in de roos. Yannis Parios en Dimitris Mitropanos zullen later liederen van die cd in hun repertoire opnemen.

Datzelfde jaar bracht Marios Tokas op een nieuwe plaat een paar grote namen samen: Yannis Parios , Charis Alexiou , Dimitra Galani en de jong gestorven Dionysis Theodosis. De titel van die plaat was "Sti leofóro tis agápis" (Op de liefdesboulevard) en was de aanzet tot een vruchtbare samenwerking met Yannis Parios gedurende een tiental jaren. Het ene succes volgde op het andere, zo bijvoorbeeld "San treló fortigó" (Als een dolle vrachtwagen) in 1989, dat zo'n succes werd dat Marios zichzelf een rustpauze van twee en een half jaar gunde.

Nadien volgde nog een hele reeks gouden en platina platen, zoals u in onderhavige discografie kan zien. Naast eigen platen heeft Marios Tokas ook nog meegewerkt aan vele andere producties o.a. met de zangeres Aléka Kanellídou, een plaat die hij samen met Lavrendis Machairitsas componeerde, met Marinella, Glykeria en met Yorgos Dalaras .

Dat de Cypriotische kwestie hem diep heeft geraakt en eigenlijk nooit heeft losgelaten bewijst het feit dat hij op zijn optredens vaak liederen over zijn vaderland en de netelige situatie van Cyprus vertolkt. In 1998 bracht Yorgos Dalaras , die eveneens ettelijke concerten voor de Cypruskwestie heeft gegeven, een cd uit met daarop vier liederen door Marios Tokas gecomponeerd en aan Cyprus gewijd. De plaat heet "Foní patrídas" (Stem van mijn vaderland).

In november 2002 wordt Marios Tokas naar Brussel gehaald door de Ambassade van Cyprus in België. Hij brengt Paschalis Terzis , Kostas Chatzichristodoulou en Maria Alexiou mee om zijn liederen te vertolken. Cyprus is op dat moment kandidaat-lid voor de EU en zou in 2004 tot de Unie toetreden. Dit brengt de verdeeldheid van het eiland opnieuw in de aandacht en zou misschien tot een doorbraak en een oplossing voor het probleem kunnen leiden. Later is gebleken dat het niet tot een hereniging van het eiland is gekomen, maar de Ambassade van Cyprus kon zich in ieder geval geen betere muzikale ambassadeur toe-eigenen.

Helaas overleed Marios Tokas op 27 april 2008, in de ochtend van de Grieks-orthodoxe Paaszondag, na een lange strijd tegen kanker.

Indien u over Cyprus in 't algemeen en over de Turkse invasie die leidde tot de bezetting van Noord-Cyprus in 't bijzonder meer wil lezen, dan kan dat via onze rubriek " Achtergrond ", waar onze eigen geschiedenis van Cyprus te vinden is.

Beknopte discografie: (We hebben hier enkel de gouden en platina platen en cd's opgenomen, en dat zijn er op zich al heel wat! ).

1984 Mikrá erotiká (Liefdesliedjes) . Hierop vertolkt Marinella twee liederen, de overige liederen worden door Adonis Kaloyannis gezongen. De plaat werd goud en verkocht minstens 50.000 exemplaren.

1987 Sti leofóro tis agápis (Op de liefdes-boulevard) . Met Yannis Parios , Charis Alexiou , Dimitra Galani en Dionysis Theodosis op teksten van Andreas Neofytidis. Verkocht eveneens 50.000 stuks en behaalde goud.

1989 San treló fortigó (Als een dolle vrachtwagen) . Op teksten van de eveneens uit Lemesos (Limassol-Cyprus) afkomstige Andreas Neofytidis. Opnieuw staat Yannis Parios in voor de zang. De plaat werd platina met een verkoopcijfer van 200.000.

1991 Stázis érota (Je druppelt liefde) . Dit werd een succes met zanger Tolis Voskopoulos, de tweede echtgenoot van Marinella. Voor hem was zij eveneens de tweede vrouw (van vier). Platina plaat waarvan 60.000 stuks verkocht werden.

1992 I ethnikí mas monaxiá (Onze nationale eenzaamheid) . Ging 160.000 keer over de toonbank en werd platina. Filippos Grapsas schreef er de teksten voor en de vertolker is Dimitris Mitropanos.

1993 Pánda erotevménos (Steeds verliefd) . Opnieuw op teksten van Filippos Grapsas, maar deze keer vertolkt door Yannis Parios . Is goed voor een verkoop van 100.000 exemplaren en behaalt platina. Hit: "Asto na páy" (Laat hem gaan).

1994 Paréa m' énan ílio (In gezelschap van een zon) . Wordt terug door Mitropanos gezongen en verkoopt ook 100.000 stuks en levert platina op.

1997 Me ónoma varí san Istoría (Een zwaar beladen naam vol historiek) . Dit is eigenlijk de eerste cd van Stelios Dionysiou, de zoon van de overleden Stratos. Het eerste nummer gaat trouwens over zijn vader die zo bekend was - en nog steeds is - dat het allicht moeilijk is om in die voetsporen een eigen carrière uit te bouwen. Toch mag Stelios Dionysiou er best zijn en kan men hem zeker niet verwijten een kopie van zijn vader te willen worden. En dat bewijst de verkoop: 70.000 exemplaren; platina. De teksten van deze cd zijn van Filippos Grapsas.

1999 Edelweiss . Wordt vertolkt door Dimitris Mitropanos en Alkis Alkeos schreef de teksten. Deze cd behaalde eveneens goud en er werden 27.000 exemplaren van verkocht.

2001 Thélo na po (Ik wil zeggen/zingen) . G ezongen door Paschalis Terzis .

Deze discografie is niet volledig.

 

Laatst bijgewerkt op : 2002-11-05

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Kostas Theodorou

Volgende pagina
Fevronia

Valid XHTML 1.0 Strict!

[Home]  [Nieuws]  [Agenda]  [Overzicht]  [Praktisch]  [Achtergrond]

Please contact our Webmaster with questions or comments.