|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Biografieën van de website over Griekse MuziekNikos PapazoglouHedendaagse populaire muziek Zowat dertig jaar ging deze zanger, componist en tekstschrijver onverstoorbaar zijn eigen weg. Onveranderlijk, standvastig en trouw, dat zijn de drie woorden die hem het beste omschreven. Trouw aan zijn ideeën, zo is hij nooit in de verleiding gekomen om toegevingen te doen omwille van de "commercie". Trouw aan zijn vrouw en kinderen, voor wie hij steevast in het winterseizoen tijd vrijmaakte. Trouw ook aan zijn geboortestad Thessaloniki, hij is immers nooit van plan geweest om permanent naar Athene te trekken zoals zo velen doen in dit vak. En last but not least, trouw aan zijn "look". Naar eigen zeggen was hij hier niet echt mee bezig, maar wie hem ooit ontmoette herinnert zich ongetwijfeld de jongensachtige figuur met de lange haren, gehuld in jeansbroek en dito hemd, met het onafscheidelijke rode sjaaltje om de hals... Ondanks dit alles, of precies mede daardoor, werd Nikos Papázoglou een beetje als een rebel aanzien.
Nikos Papazoglou ( Νίκος Παπάζογλου ) werd geboren in Thessaloniki op 20 maart 1948. Hij heeft nooit hogere studies gedaan maar nieuwsgierig als hij was, keek hij al snel allerhande vaardigheden af van mensen uit zijn omgeving. Hij kreeg daar ook volop de gelegenheid toe, want zijn vader wilde niet dat hij tijdens de schoolvakanties zomaar overal rondhing en dus zocht hij allerlei baantjes voor hem, als hulpje in een smidse, of bij een schrijnwerker of een elektricien, of in een werkplaats waar elektronische apparaten hersteld werden. Veel jongens zouden tegengestribbeld hebben, maar Nikos vond het allemaal geweldig interessant en hield zijn ogen en oren goed open. Ook op muzikaal gebied was dat zijn leerschool. Van jongs af aan speelde en zong hij in allerhande groepjes, aanvankelijk vooral Amerikaanse muziek, zoals Bob Dylan, bij wijze van protest tegen de Kolonelsdictatuur . Een nichtje van hem had platen van Dylan meegebracht uit Amerika, maar ze mocht die thuis niet spelen omdat er daar pas iemand overleden was. Nikos had ze dan maar van haar geleend en raakte diep onder de indruk. Met enkele vrienden maakte hij muziek in een park in Thessaloniki, maar daar werden ze elke avond weggejaagd door de politie. Die patrouilleerde daar regelmatig omdat er allerlei verdachte figuren rondhingen, en voor de agenten was die omschrijving blijkbaar ook van toepassing op Nikos en zijn vrienden. Ze namen dan maar hun intrek in de ... Witte Toren. Dat beroemde monument had toen nog geen deur, je kon er gewoon in en uit wandelen, en op de eerste verdieping improviseerden de jongens een "boïte". Bij kaarslicht dan wel, want elektriciteit was er niet. Ze konden er maandenlang ongestoord hun gang gaan. Het was dan allemaal wel erg amateuristisch, maar toch leerde Nikos Papazoglou ook daar het een en ander bij. En toen hij wat later zijn eerste job kreeg bij een beroepsorkest leerde hij daar de beginselen van de stembeheersing. Hij interesseerde zich eveneens voor (geluids)techniek en opende vrij vroeg zijn eigen opnamestudio Agrotikón in Toumba (bij Thessaloniki). Sedert 1977 heeft hij aan tal van platen meegewerkt, al dan niet opgenomen in zijn studio, alvorens met eigen producties te beginnen onder het label Strongili Diski (Ronde platen). Hij werkte onder andere samen met Dionysis Savvópoulos en in 1981 met de groep "Chimeriní kolimvités" (Winterse zwemmers). De samenwerking met Savvopoulos gaf hem een duwtje in de rug. Zo werkte Papazoglou in 1977 mee aan de veelbesproken theateropvoering "Acharnís", waarbij Savvopoulos tal van jong en onervaren talent opvoert, en in 1979 zingt hij vijf liederen op de plaat "I rezérva" (De reserve), waarmee Dionysis Savvopoulos platina behaalde. Nikos Papazoglou kende Savvopoulos reeds als kleuter. En ook toen al kreeg de vier jaar oudere Savvopoulos een opvoedkundige rol toegewezen. Hij werd namelijk door Papazoglou en zijn vriendjes betaald - zij schaarden daarvoor al hun zakgeld bij elkaar - om naar de bioscoop te gaan en hen daarna het relaas van de film te doen. Zij waren toen immers nog te klein om tot de bioscoop toegelaten te worden. De eerste plaat die in de studio van Nikos Papazoglou opgenomen werd was "I ekdíkisi tis giftiás" (De wraak van de zigeuners) uit 1978. Daarvan werden de meeste liederen op muziek gezet door Nikos Xydákis en de teksten zijn van Manolis Rasoúlis. Nikos Papázoglou zingt zelf het merendeel van de liederen, maar hij schreef ook de muziek voor twee ervan. Andere vertolkers zijn Dimitris Kontogiánnis (bij ons nog in oktober 2002 te gast) en Sofía Diamandí. De plaat werd eerst met argwaan onthaald - in de tijd na de militaire junta stond alles immers in het teken van de politieke omwenteling - maar sloeg toch aan. De tweede plaatopname in zijn studio dateert van 1979, nl. "Ta Díthen" (De zogenaamde), en werd gerealiseerd door hetzelfde team van mensen (dezelfde componist, tekstschrijver en zangers/zangeres). Op deze plaat bevindt zich het befaamde liedje "I manges den iparchoun pia" (Manges bestaan niet meer), gezongen door Nikos Papázoglou. Dit lied werd zeer populair en wordt o.m. ook door Charis Alexiou vertolkt. We moeten echter tot 1984 wachten alvorens zijn eerste persoonlijke plaat verschijnt en dat is "Charátsi" (Hoofdgeld. Met dit woord werd de zware belasting bedoeld die Christenen moesten betalen in de Turkse tijd). Deze plaatopname bevat negen zelf gecomponeerde liedjes. Nadien volgt "Méso Nefón" (Via de wolken), uit 1986, met mooie nummers als "O monachós o ánthropos" (De eenzame man) en "Físixe o Vardáris" (De noordenwind blies), beide door hem gecomponeerd. Toch blijven tekstschrijver Manolis Rasoulis en componisten als Nikos Xydákis en Vaso Allayánni nog een belangrijke rol spelen in zijn repertoire. Er volgen nadien nog betekenisvolle samenwerkingen, zoals die met Glykería in 1985 en met Charis Alexiou , met wie hij in februari 1989 mee op Europese tournee ging. Het jaar 1984 lijkt wel in menig opzicht beslissend te zijn geweest voor Nikos Papázoglou. Er is niet alleen zijn eerste eigen plaat, maar het is tevens het jaar waarin hij voor de eerste keer naar Athene afzakt voor een reeks optredens. Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Aanvankelijk had hij zelfs helemaal niet aan optreden gedacht, laat staan in Athene. Maar op een avond, in 1979, terwijl hij met zijn bromfiets in Thessaloniki voor de verkeerslichten stond, kreeg hij zijn eerste aanbieding om ergens op te treden... vanop een andere motorfiets die naast hem stond te wachten. Hij hapte toe, maar er was wel een klein probleempje: hij had hoegenaamd nog geen begeleidend orkest. Op dat moment was er trouwens maar één persoon die zijn liedjes op de bouzouki kon vertolken en dat was een arts uit Athene. Deze stemde in en Nikos zocht nog een paar andere vrienden en kennissen op om hem te begeleiden. Na een paar optredens hadden ze de smaak te pakken. Met een VW-bestelwagentje reden ze heel Noord-Griekenland af, overal naartoe waar ze ook maar gevraagd werden. Tot zijn kleine orkestje behoorde in die tijd Kostas Vomvolos , u waarschijnlijk reeds bekend van de groep " Primavera en Salonico , die Savina Yannatou heeft begeleid. In die periode werd hen al eens gevraagd om in Athene op te treden, maar Nikos Papázoglou weigerde steevast... Tot hij in 1984 vond dat hij er klaar voor was. Op eigen initiatief huurde hij toen de "Zoom" af in de Plaka, een boîte die voordien twee jaar gesloten was geweest. Hij had daartoe zijn eerste orkestje "Tachía Thessaloníkis" (Thessaloniki Express) opgericht met professionele musici die hij veertig dagen lang het dubbele tot het driedubbele van hun normale loon had beloofd om samen deze reeks optredens te kunnen waarmaken. Het werd een succes, de zaal zat iedere dag afgeladen vol. Daar zat Manos Hadjidakis voor iets tussen. Die zag wel wat in de jongeman en hij trommelde elke avond iedereen op om samen naar Papazoglou te gaan luisteren. Toch hield Nikos er een kater aan over. Het bleek namelijk dat de uitbater van de "Zoom" hem deskundig in de luren had gelegd en na afloop zat Papázoglou dan ook tot over de oren in de schulden. Later zou hij slechts sporadisch, en met veel tegenzin, naar de hoofdstad terugkeren. Eén van de weinigen die hem daartoe konden overhalen was - opnieuw - Manos Hadjidakis . Die organiseerde in de periode '87-'88 verschillende optredens in een andere muziekclub in de Plaka, nl. de "Sirios". Op een ochtend had hij ook Nikos Papazoglou uit zijn bed gebeld om te zeggen dat hij in de Sirios moest komen optreden. "Maar ... dat kan niet, ik heb geen orkest", antwoordde Papazoglou, die er de brui had aan willen geven na de ervaring in de Zoom. Maar Hadjidakis was ook niet van gisteren. "Begin dan maar te zoeken, je speelt in november", zei hij en hij haakte in, zodat Nikos niet verder kon tegenstribbelen. Zo kwam het dat ook de naam van Nikos Papazoglou present is in de platenreeks, die in 1988 gemaakt werd met een compilatie van al die optredens van verschillende zangers en groepen. De titel van die platenreeks is: "Sto Sirio iparchoune paidia", uitgegeven door Hadjidakis ' eigen platenmaatschappij, eveneens Sirios genaamd. Papazoglou deelt die behandeling met een heleboel andere (toen nog) "onbekende" artiesten. Ook hen bijvoorbeeld ook Eleftheria Arvanitaki , Loudovikos ton Anogion , Nikos Xydakis , Elli Paspala en vele, vele anderen. Daarmee was Papazoglou dan weer vertrokken. Een tweede orkestje werd opgericht, "Loxí Fálanga" (Schuine falanx. Let op de creatieve namen die Papazoglou telkens weer uit zijn mouw schudt). Dit orkestje bestond aanvankelijk uit allemaal amateurs, maar werd later aangevuld met professionele muzikanten en vrienden van hem afkomstig van andere jeugdige orkestjes en groepen. Vele jongeren die ooit met Papázoglou samenspeelden, zijn nadien hun eigen weg gegaan en hebben die ook gevonden. Onder hen bijvoorbeeld Sokrátis Málamas , een goede vriend van hem, een goede zanger en gitarist. Met Malamas als gitarist en met Manolis Páppos op de bouzouki nam hij in 1990 de cd "Sínerga" (Gereedschap) op. Maar ondanks de kameraadschappelijke sfeer had Nikos Papázoglou de reputatie zeer veeleisend te zijn voor zijn begeleidende muzikanten. Er moest volgens hem bij ieder van zijn muzikanten eenzelfde muzikale visie aanwezig zijn en een voortdurend streven naar beter. Wie té zelfzeker wordt gaat op de duur zonder inhoud spelen, vond hij. Hij was ook zeer streng wat alcoholgebruik betreft. Het ergste wat hem ooit is overkomen is dat hij een optreden moest afblazen - de zaal zat toen al vol - omdat zijn orkest zich zo grondig moed had ingedronken dat het niet meer in staat was een deftige noot te produceren. Nikos Papázoglou heeft een lange weg afgelegd en dat was volgens hem dé sleutel tot succes. Hij is bescheiden begonnen, met zijn eigen ritmen, een eigen publiek en een persoonlijke visie. Aan het begin van zijn carrière waren er nog geen culturele rubrieken in de kranten die artiesten een duwtje in de rug gaven en werden opkomende zangers ook niet door de radio gepromoot. Op zijn eerste optreden waren welgeteld dertig mensen komen opdagen. Maar gaandeweg, naarmate hij bekendheid verwierf, werden het er steeds meer. Zijn repertoire wordt gekenmerkt door traditionele, volkse ritmen. Ondanks de hardnekkige buitenlandse rock- en popinvloeden die de Griekse jeugd, inclusief hemzelf, uiteraard niet onberoerd hebben gelaten (op de platen uit zijn beginperiode zijn die rockinvloeden nog duidelijk hoorbaar), ging hij met zijn muziek opnieuw op zoek naar de authentieke Griekse muziekstijlen. Daarmee behoort Papázoglou tot de (nieuwe) generatie Griekse muzikanten die zich Neo Kyma (Nieuwe Golf) noemen. Hij vermeed elektronische instrumenten en synthesizers. Traditionele akoestische instrumenten lagen hem beter. Zelf speelde Nikos Papázoglou trouwens, naast gitaar, ook nog bouzouki en baglamas . Dat neemt niet weg dat hij bij openluchtconcerten noodgedwongen, omwille van de draagkracht, toch ook gebruik maakte van een elektrische gitaar, slagwerk en drums. Op zijn concerten zong hij nieuwe liederen, maar ook liederen die al meer dan twintig jaar meegaan. Hij wou niet per definitie vernieuwend zijn. Zijn verschillende composities hebben een aantal gemeenschappelijke elementen, naast natuurlijk zijn manier van zingen en zijn stemtimbre. Men hoort er duidelijk rembetika -invloeden in. Hij werd vaak beschouwd als een hedendaagse rembetis . Het waren vooral de oosterse wortels van de Griekse muziek die hem aantrokken, niet in het minst omdat zijn moeder, een vluchtelinge uit Klein-Azië, vaak in tranen liederen uit haar patrida , haar geboortestreek, voor hem zong. En dat dit indruk op hem heeft gemaakt bewijzen een aantal door hem gecomponeerde liederen, al dan niet op teksten van zijn hand, die herinneren aan de Megali Katastrofi van 1922. Goede voorbeelden hiervan zijn de liedjes "Fani" (Vuurtorens) en "Yayaka" (Omaatje) van de cd "Otan kindinevis pexe tin pourouda" (Als je in gevaar bent, knijp dan in de toeter). De titel van deze cd uit 1995 is een verhaal op zich. Papázoglou kwam het opschrift tegen op een bordje in het wachthuisje van een uitkijkpost in Lefkosia (Nicosia, op Cyprus). De schildwacht moest een uiterst gevaarlijk punt op de "Green Line", tussen het noordelijke ( door Turkije sinds 1974 bezette ) deel van Cyprus en het zuidelijke (Griekse) deel van het eiland, bewaken. Het fascineerde Papázoglou enorm dat in deze tijd van nieuwe technologieën zoals alarminstallaties en mobiele telefoons, er in geval van nood toch nog liever beroep wordt gedaan op een betrouwbaar, primitief en draadloos communicatiemiddel. De bewuste toeter hing inderdaad aan een spijker naast het bordje. Hij trok de vergelijking door naar zijn muziek, want ook hij wou muziek maken die gefundeerd is op een traditionele en stevige basis. Dat bleek nog maar eens toen in 2005, meer dan tien jaar (!) na de "Toeter", zijn volgende eigen cd verscheen. Die heet "Ma(g)issa Selini" (letterlijk: Tovenares Maan) en in de vijftien liedjes zijn de sporen van de traditionele muziek duidelijk herkenbaar, maar dan wel verweven met klanken uit de betere laïka . Voor de meeste liedjes schreef Papazoglou zelf de muziek, de andere en ook de teksten zijn van minder bekend jong talent. De tekening op de cover zal Griekse muziekliefhebbers in Nederland en België onvermijdelijk doen denken aan de illustraties in de uitstekende programmaboekjes die Sferra vroeger bij hun concerten aanbood. Geen wonder, want ook die waren van de hand van Ismina Bonatsou. Nikos Papázoglou had niet alleen aandacht voor de muziek maar besteedde ook zeer veel zorg aan de keuze van de teksten. Liederen moesten een inhoud hebben. Hits die vijf minuten na elkaar hetzelfde refrein afdreunen waren aan hem niet besteed. En toch zong hij over eenvoudige dingen, die ieder van ons aanbelangen, maar dan wel zonder te vervlakken in het lichtere genre. Daarvoor hield hij zich bewust aan de vier grote thema's van het bredere populaire lied: het leven, de dood, liefde en verraad. Alles welbeschouwd heeft Nikos Papázoglou in z'n eentje de zogeheten School van Thessaloniki gecreëerd. Zangers, zangeressen en groepjes zoals Sokrátis Málamas , Orféas Perídis , Thanasis Papakonstantínou (niet te verwarren met Vasilis), Melina Kaná en Mikrés Pereplanísis (Kleine Rondzwervingen) zouden nu misschien nergens staan zonder zijn steun. Hij heeft hen ontdekt en zij mochten allen hun liederen opnemen in zijn studio. Papázoglou had blijkbaar een neus voor opkomend talent en hij financierde, zorgde voor de orkestratie en produceerde tot twee platen per jaar voor mensen die elders (nog) niet aan de bak kwamen. Een goed voorbeeld hiervan is Orféas Perídis . Die had materiaal voor een plaat en hij had ook een contract met een platenmaatschappij, maar die weigerde om de plaat te produceren. Toen Papázoglou aanbood om het klusje in zijn studio te klaren en Orféas het contract met de bewuste maatschappij wou beëindigen, toen kon het ineens wel. De plaat werd een bestseller. Voor een overzicht van de invloed van Nikos Papazoglou is zijn cd "Imoun ki ego eki" (Ik was daar ook) een goed uitgangspunt. Daarop staan namelijk achttien liedjes die oorspronkelijk afkomstig zijn van platen van anderen, maar dan wel platen waar Papazoglou "ook was". En hoe! De meeste van die albums zijn zonder meer mijlpalen te noemen, en vaak had hij daarbij een flinke vinger in de pap gehad: als vertolker, maar ook als componist of producer. Voor zijn doen is het toch wel een beetje een merkwaardige cd. Dergelijke "best of" platen hebben doorgaans commerciële bedoelingen en anderzijds zijn dergelijke overzichten van de "parallelle discografie" van bekende artiesten een recent modeverschijnsel. Noch voor commercie noch voor mode moest je bij Papazoglou zijn ... De cd verscheen in februari 2009. Wist hij misschien toen al dat het einde in zicht was en moeten we "Imoun ki ego eki" zien als een soort muzikaal testament? Druk van een platenmaatschappij zal er niet achter gezeten hebben, want Nikos Papázoglou deed zo veel mogelijk zelf. In zijn studio regelde hij zelf de administratie, herstelde of verving defecte apparatuur, stond in voor de organisatie en bovendien regelde hij zelf zijn eigen optredens. Zoals gezegd hielp hij ook anderen op weg, met vallen en opstaan, zoals ook hij het vak had geleerd. Maar hij nam ook tijd voor zichzelf, voor zijn familie en zijn hobby's. Op die manier kende hij geen stress en hield hij zijn tijdschema in eigen hand zonder aan iemand ooit verantwoording te moeten afleggen. Hij noemde zichzelf een tevreden man. Hij putte nog iedere dag vreugde uit alledaagse dingen en offerde dat niet op aan zijn succes. Toch heeft zijn muziek hem geen windeieren gelegd. Zijn "brommertje" had hij ingeruild voor een BMW R26, waarmee hij naar zijn studio reed. Daarnaast had hij een eigen boot en zelfs een eigen vliegtuig(je?). Op het grote domein buiten Thessaloniki waar hij woonde genoot hij bovendien van zijn paarden en een bloeiende tuin. 's Zomers ging Nikos Papázoglou op tournee doorheen gans Griekenland. Er was één dorpje waar hij niet naartoe wilde. Na de Katastrofi had zijn grootvader, aan het hoofd van een groep vluchtelingen, daar toestemming gevraagd om water uit de bron te mogen drinken en om in de naburige velden te mogen overnachten. Dat werd niet alleen geweigerd, de groep werd ook nog hardhandig weggejaagd. Dergelijke dingen gebeurden wel vaker: de inheemse Grieken zagen die van Klein-Azië als vreemden: hun dialect was anders, hun gewoontes en gebruiken verschilden, ... Bovendien werden ze als een bedreiging gezien, omdat ze een deel van de schaarse werkgelegenheid en van de al even schaarse landbouwgrond zouden inpalmen. Nikos Papazoglou heeft nooit de naam van dat dorp willen noemen, en hij heeft hen ook geen reden opgegeven toen hij hun uitnodiging afwees. De huidige inwoners hebben daar geen schuld aan, zei hij, maar het had zijn grootvader wel diep getroffen en hij vond dat hij, uit piëteit, daar niet kon gaan optreden. Maar verder kwam hij overal. Hij trad op in grote zalen, maar hij gaf evengoed concerten op bescheiden plekken, soms voor een handjevol mensen. Andere artiesten willen daar al eens voor bedanken, maar Papazoglou accepteerde zowat elke uitnodiging. Hij hield graag voeling met zijn publiek en ging overal optreden waar er mensen waren die van zijn liedjes hielden. Dat bracht niet altijd veel geld in het laatje maar het gaf hem wel de meeste voldoening. Het gebeurde dan ook regelmatig dat hij ergens ging optreden waar nog nooit iemand anders was geweest: op moeilijk toegankelijke plaatsen, in afgelegen gebieden, in droge rivierbeddingen, in ruïnes, ... Niets kon hem afschrikken, geen hindernis hield hem tegen. Vaak moest de geluidsapparatuur met driewielers, muilezels, of gewoon door mankracht ter plaatse gebracht worden, en dan sjouwde hij zelf ook mee. Naar eigen zeggen hielp hem dat om in de juiste stemming te komen. Op het einde van nagenoeg iedere zomer trad hij op in het theater Lykavittoú, een vaste plek, waar in 1991 een liveopname was gemaakt. Toen vertolkte hij o.m. het liedje "Póte Voúdas, póte Koúdas" van Petros Vayópoulos en de reeds eerder vernoemde tekstschrijver Manolis Rasoúlis. Een tweede vaste plek die steevast als afsluiter op zijn programma stond is Thessaloniki, letterlijk zijn thuishaven. Thessaloniki werd ook zijn definitieve aanlegplaats, nadat hij op 17 april 2011 bezweek aan kanker. Hij was nog maar net 63 geworden. Hij was al een tijdje ziek, en duidelijk verzwakt door de chemotherapie, maar toch kwam zijn overlijden als een schok voor zijn ontelbare vrienden. Maar ook zijn fans, waarvan de meesten hem toch alleen maar "vanuit de zaal" kenden, hadden om de één of andere reden toch het gevoel dat ze een persoonlijke vriend verloren hadden. Op zijn begrafenis was het dan ook koppen lopen. Behalve duizenden "gewone mensen" waren er vele honderden componisten, zangers en muzikanten komen opdagen om hun geliefde en gerespecteerde collega een "goede reis" te wensen. Manolis Rasoulis was er niet meer bij, die was iets meer dan een maand tevoren al afgereisd (op 5 maart), maar verder was natuurlijk de volledige crème de la crème van het betere Griekse lied aanwezig. De massa zong ingetogen en als uit één mond zijn bekende "Kaneis edo den tragouda" : "Κανείς εδώ δεν τραγουδά, κανένας δεν χορεύει. Ακούνε μόνο την πενιά, κι ο νους τους ταξιδεύει..." (Er is hier niemand die zingt, niemand die danst. Ze horen alleen maar het getokkel, en hun gedachten dwalen af). Op hetzelfde moment nam de gemeenteraad van Thessaloniki een minuut stilte in acht en daarna kwamen al meteen de eerste voorstellen om straten, pleinen en gebouwen naar hem te vernoemen. Nikos Papazoglou heeft ook in de Lage Landen nogal wat indruk gemaakt. Hij werd voor het eerst opgemerkt samen met Charis Alexiou in 1989. In april 1996 was hij onder meer in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, in het programma "Rembetika, roots and fruits". Op de affiche stonden toen ook Iordanis Tsomidis en de groep Opisthodromiki Kompania . In maart 2002 was Papazoglou er weer voor twee eigen optredens, waarvan minstens één voor een overvolle zaal in Antwerpen . In november 2005 had hij moeten optreden op het Brugges Festival maar op het laatste nippertje moest hij verstek laten gaan omdat hij betrokken was geraakt bij een verkeersongeval. Door een rugletsel moest hij enkele maanden van de podia vandaan blijven. (Hij werd toen vervangen door de componist Nikos Kypourgos .) Volle negen jaar na zijn laatste optreden deed het nieuws van zijn overlijden ook hier als een lopend vuurtje de ronde, van mond tot mond en van mailbox tot mailbox. En de reacties waren precies dezelfde als in Griekenland: wat jammer ... Laatst nagekeken op :
2002-03-01 Laatst bijgewerkt op :
2011-04-19 |
|||||||||
|
||||||||||
|